Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BB6624

Datum uitspraak2007-10-03
Datum gepubliceerd2007-10-29
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Amsterdam
Zaaknummers359084
Statusgepubliceerd


Indicatie

noodzaak tot herstel mandelige fundering, bijdrageplicht ex artikel 5:65 BW In geschil is de vraag of gedaagden gehouden zijn tot betaling van een aandeel in de kosten van het funderingsherstel. Artikel 5:65 BW bepaalt dat mandelige zaken op kosten van alle mede-eigenaars worden onderhouden, gereinigd en, indien nodig, vernieuwd. Op de voet van dit artikel kan de ene mede-eigenaar van de andere mede-eigenaar vorderen dat aan noodzakelijke vernieuwing van de mandelige zaak wordt bijgedragen. Aan de orde is vervolgens met name de vraag of het funderingsherstel noodzakelijk was in de zin van artikel 5:65 BW. De rechtbank komt uiteindelijk tot het oordeel dat dat niet is komen vast te staan.


Uitspraak

vonnis RECHTBANK AMSTERDAM Sector civiel recht zaaknummer / rolnummer: 359084 / HA ZA 06-4128 Vonnis van 3 oktober 2007 in de zaak van 1. A, wonende te, 2. B, wonende te, eisers, procureur mr. L.G.R.M. van der Meulen, tegen 1. C, wonende te, 2. D, wonende te, gedaagden, procureur mr. P.A.J. Raaijmaakers. Partijen zullen hierna A c.s. en C c.s. genoemd worden. 1. De procedure 1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit: - de dagvaarding van 12 december 2006, met bewijsstukken, - de conclusie van antwoord met bewijsstukken, - het tussenvonnis van 28 maart 2007, waarbij een comparitie van partijen is gelast, - het proces-verbaal van comparitie van 19 juni 2007, - het proces-verbaal van comparitie van 21 augustus 2007 en de daarin genoemde processtukken en/of proceshandelingen. 1.2. Tenslotte is vonnis bepaald. 2. De feiten Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet (voldoende) betwist, alsmede op grond van de in zoverre niet bestreden inhoud van overgelegde bewijsstukken, staat het volgende vast. 2.1. A c.s. zijn gezamenlijk eigenaar van de panden aan de Transvaalkade 4a en 5a te Amsterdam. C c.s. zijn gezamenlijk eigenaar van het tussengelegen pand aan de Transvaalkade 5. 2.2. Een brief 26 mei 2004 van de gemeente Amsterdam, dienst milieu en bouwtoezicht, aan de heer E, bewoner van Transvaalkade 9A, houdt, voor zover hier van belang, het volgende in: Geachte hr. E, U heeft mij verzicht om nog eens m’n licht te laten schijnen over een aanpak van de panden Transvaalkade 9A t/m 14 tegen de achtergrond van de volgende ontwikkelingen: [...] Ad d) Het stadsdeel heeft op dit moment geen aanleiding om actief aan te schrijven bij deze panden. De kans dat dit op korte termijn kan wijzigen acht ik zeker aanwezig. Aangezien de kans op gebroken kespen redelijk groot is (meer dan 50 %) bestaat er een redelijke kans dat het huidige evenwicht binnen een termijn van ± 5 jaar verstoord wordt. 2.3. Op 8 maart 2006 hebben A c.s. een bouwvergunning verkregen voor het vernieuwen van de houten funderingen van hun panden. Enige tijd later zijn in hun opdracht de funderingen door een aannemer vernieuwd (hierna: het funderingsherstel). 2.4. Bij het funderingsherstel was het technisch niet mogelijk de fundering van nummer 4a en 5a te herstellen zonder ook de fundering van nummer 5 bij de werkzaamheden te betrekken, zodat via een speciale constructie ook de fundering van het pand van C c.s. is vervangen. 2.5. Een e-mail van 3 november 2006 van F van het Amsterdamse stadsdeel Oost-Watergraafsmeer (hierna: het stadsdeel) aan de raadsman van A c.s., houdt, voor zover hier van belang, het volgende in: [...] Transvaalkade 5A [...] Panden door eigenaren onderzocht eind 2001. Door bureau P/A in begin 2002 onderzoek opnieuw gekeken, na funderingsput op nr 16 de volgend conclusie: panden 2 t/m 3A vermoedelijk niveau 2 panden 4 t/m 14 zeker geen niveau 2 panden 15 t/m 21 niveau IV. 21-6-2005 bouwaanvraag funderingsherstel ingediend. 2.6. Een rapport van Fugro Ingenieursbureau B.V. (hierna: Fugro) van 19 april 2007, houdt voor zover hier relevant, het volgende in: [...] Het onderzoek omvat de volgende onderdelen: - Het doornemen van de door de advocaat beschikbaar gestelde informatie (dagvaarding van 12 december 2006, correspondentie en meetresultaten); - Archiefonderzoek (deels uitgevoerd door eigenaren); - Visuele inspectie van de panden 4A, 5 en 5A (in overleg met één van de eigenaren kon het pand Transvaalkade 5 ook van binnen en aan de achterzijde worden geïnspecteerd). Dit rapport bevat de resultaten van het bovengenoemde onderzoek en conclusies over de staat van de oorspronkelijke houten paalfundering van de panden Transvaalkade 4, 4A 5 en 5A te Amsterdam. [...] 7. Conclusies Op basis van het uitgevoerde onderzoek/beschikbare informatie zijn wij van mening dat de oorspronkelijke houten paalfundering van de bouweenheid Transvaalkade 4, 4A, 5 en 5A in redelijke staat verkeert. De beschikbare onderzoeksresultaten geven geen enkele aanleiding om te veronderstellen dat de fundering in een slechte staat zou verkeren. Het uitvoeren van funderingsherstel was ons inziens beslist niet noodzakelijk. 3. Het geschil 3.1. A c.s. vorderen bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, hoofdelijke veroordeling van C c.s. - tot betaling van EUR 71.057,50 inclusief BTW, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 30 mei 2006, - tot betaling van buitengerechtelijke incassokosten conform rapport Voorwerk II ter hoogte van EUR 1.788,00, - tot betaling van de proceskosten. 3.2. A c.s. stellen daartoe dat zij het funderingsherstel hebben laten verrichten omdat de funderingen van de panden Transvaalkade 4a en 5a in een zodanige toestand verkeerden dat herstel op korte termijn onvermijdelijk was. Gezien de bouwwijze van de panden en de onderlinge verbondenheid was het onmogelijk om het funderingsherstel per individueel pand uit te voeren. C c.s. dienen op grond van mandelige bouwmuren bij te dragen in de kosten van het funderingsherstel, aldus A c.s. Het aandeel van C c.s. in deze kosten bedraagt EUR 71.057,50. Indien zou blijken dat er geen sprake was van een noodzaak tot herstel, dan zijn C c.s. op grond van ongerechtvaardigde verrijking gehouden in de kosten bij te dragen . 3.3. C c.s. hebben het gevorderde betwist en tot afwijzing van de vordering geconcludeerd, met veroordeling van A c.s. in de proceskosten. 3.4. Zij hebben daartoe aangevoerd dat nimmer aan de hand van rapporten is komen vast te staan dat het funderingsherstel objectief noodzakelijk was en dat deze funderingen om bouwkundige redenen op korte termijn moesten worden vernieuwd. De overige stukken waarnaar A c.s. hebben verwezen zien volgens C c.s. niet specifiek op de panden in kwestie. C c.s. hebben ook betwist dat het stadsdeel aan de panden funderingsklasse II heeft toegekend. Zij hebben er bovendien op gewezen dat ook een indeling in die klasse nog niet betekent dat er sprake is van een directe noodzaak tot herstel. Tenslotte hebben C c.s. ter onderbouwing van hun verweer verwezen naar de conclusie uit het hiervoor onder 2.6 aangehaalde rapport van Fugro. Op de overige verweren van C c.s. wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan. 4. De beoordeling 4.1. Aan de orde is de vraag of C c.s. gehouden zijn tot betaling van een aandeel in de kosten van het funderingsherstel. Artikel 5:65 van het Burgerlijk Wetboek (BW) bepaalt dat mandelige zaken op kosten van alle mede-eigenaars worden onderhouden, gereinigd en, indien nodig, vernieuwd. Op de voet van dit artikel kan de ene mede-eigenaar van de andere mede-eigenaar vorderen dat aan noodzakelijke vernieuwing van de mandelige zaak wordt bijgedragen. Ter beantwoording van de vraag of C c.s. gehouden zijn tot betaling van een aandeel in de kosten, moet derhalve worden onderzocht of er sprake is van mandelige funderingen en of het funderingsherstel noodzakelijk was. 4.2. Van noodzaak tot herstel in de zin van artikel 5:65 BW is sprake indien te voorzien is dat uitstel van herstel kan leiden tot instorten of dat de toestand zo onrustbarend is geworden dat ingrijpen niet langer mag worden uitgesteld, maar ook indien de werkzaamheden tot herstel of vernieuwing op niet al te lange termijn onvermijdelijk zijn en strekken tot behoud van de betrokken panden, daaronder begrepen - door tijdig ingrijpen - voorkomen van verval, schade of (door verwaarlozing veroorzaakte) kostbare reparaties. 4.3. A c.s. stellen dat de fundering van de betrokken panden in een zodanige toestand verkeerde dat herstel op korte termijn onvermijdelijk was. Zij hebben daartoe aangevoerd - dat er al vele jaren onderzoek is gedaan naar de funderingen van de huizen aan de Transvaalkade nummer 2 t/m 21, - dat uit het onderzoek bekend was dat de funderingen van die huizen in slechte staat verkeerden, - dat het stadsdeel in 2002 de fundering van het blok Transvaalkade 15 t/m 21 heeft ingedeeld in funderingsklasse III, hetgeen betekent dat er over tien tot vijftien jaar in ieder geval opnieuw moet worden gefundeerd, - dat het stadsdeel subsidie heeft verstrekt aan de eigenaren die bereid waren de funderingen te laten vernieuwen en - dat het stadsdeel heeft aangekondigd de eigenaren bij gebreke van funderingsherstel in een aanschrijvingstraject te zullen betrekken. 4.4. Naar het oordeel van de rechtbank is niet komen vast te staan dat het funderingsherstel noodzakelijk was in de zin van artikel 5:65 BW. Het door A c.s. aangehaalde onderzoek, waarvan geen rapporten zijn overgelegd, dateert grotendeels uit de periode 1990 - 2002, zodat het in beginsel geen uitsluitsel geeft omtrent de toestand ten tijde van het uitvoeren van de funderingswerkzaamheden in 2006. Daarnaast blijkt uit de voorhanden stukken slechts dat de kwaliteit van de funderingen van de verschillende bouweenheden aan de Transvaalkade sterk verschilde, dat naar aanleiding van een funderingsinspectie ter plaatse van Transvaalkade 16 door het stadsdeel in 2002 de panden 15 t/m 21 in funderingsklasse IV zijn ingedeeld en dat de panden Transvaalkade 4 t/m 14 in 2002 naar de inschatting van het stadsdeel zeker niet in funderingsklasse II vielen. Al die omstandigheden zijn echter onvoldoende om te kunnen oordelen dat het funderingsherstel ten tijde van de uitvoering ervan noodzakelijk was. 4.5. Ook het betoog van A c.s. dat de stadsdeel tot aanschrijving was overgegaan indien geen funderingsherstel had plaatsgevonden wordt niet gevolgd nu de gemeente zich in de hiervoor onder 2.2 aangehaalde brief slechts heeft uitgelaten over de panden aan de Transvaalkade 9A t/m 14 en met betrekking tot die panden op dat moment geen aanleiding zag om actief aan te schrijven. 4.6. A c.s. hebben ter gelegenheid van de comparitie van partijen nog aangevoerd dat in hun ogen het funderingsherstel wel noodzakelijk was aangezien de eigenarenvereniging druk op alle bewoners heeft uitgeoefend om de funderingen aan te pakken en ook het stadsdeel het dringend advies tot herstel had gegeven in combinatie met subsidieverstrekking en er een kans bestond op het mislopen van de subsidie. Dit betoog wordt verworpen nu deze omstandigheden er niet toe kunnen leiden dat aan het criterium van noodzakelijk herstel zoals nader verwoord onder 4.2 is voldaan. 4.7. Uit het bovenstaande volgt, zoals reeds eerder geoordeeld, dat niet is komen vast te staan dat het funderingsherstel noodzakelijk was in de zin van artikel 5:65 BW, zodat C c.s. op die grond niet verplicht zijn in de kosten ven het funderingsherstel bij te dragen. 4.8. A c.s. hebben voorts nog gesteld dat C c.s. ongerechtvaardigd zijn verrijkt door het funderingsherstel en daarom dienen bij te dragen in de kosten. Tegenover de gemotiveerde betwisting van deze stelling door C c.s. hebben A c.s. hun stelling onvoldoende gemotiveerd gehandhaafd, zodat deze als onvoldoende onderbouwd wordt verworpen. 4.9. Op grond van het voorgaande zal de vordering van A c.s. worden afgewezen. De overige stellingen van A c.s. behoeven geen bespreking meer. 4.10. A c.s. zullen als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van C c.s. worden begroot op: - vast recht 1.120,00 - salaris procureur 1.788,00 (2,0 punten × tarief EUR 894,00) Totaal EUR 2.908,00 5. De beslissing De rechtbank 5.1. wijst de vorderingen af, 5.2. veroordeelt A c.s. in de proceskosten, aan de zijde van C c.s. tot op heden begroot op EUR 2.908,00, 5.3. verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad. Dit vonnis is gewezen door mr. L. Biller en in het openbaar uitgesproken op 3 oktober 2007.?